Wie last heeft van geslachtsteleurstelling, voelt zich teleurgesteld over het geslacht van een (ongeboren) kind. Zowel vaders als moeders kunnen hier last van hebben, maar ook bijvoorbeeld een grootvader die dolgraag een mannelijke stamhouder wil om de familielijn door te zetten.
Meestal zijn vrouwen zo'n 16 tot 20 weken zwanger wanneer ze tijdens een echo het geslacht van hun kind te weten komen, dat is dan ook het moment dat geslachtsteleurstelling vaak begint. In België wordt tijdens de NIPT vaak ook al het geslacht bepaald en weten vrouwen dus eerder of ze een jongen of een meisje krijgen. Maar het kan ook dat ouders het geslacht pas te weten komen na de geboorte en dan teleurstelling ervaren. Ouders die al vóór ze het geslacht weten bezorgd zijn over wat het gaat zijn, worstelen op een bepaalde manier ook al met geslachtsteleurstelling, al is het dan in die situaties vooralsnog meer angst voor teleurstelling.
Veel ouders hebben al voor ze het geslacht weten een voorkeur en fantaseren over een toekomst met een kind van het gewenste geslacht. Of een moeder ‘weet’ bijvoorbeeld zeker dat het een jongen is, op basis van intuïtie of bakerpraatjes, en is dan geschokt als ze hoort dat het toch een meisje is. Heel zelden gebeurt het dat een geslachtsbepaling achteraf onjuist blijkt te zijn. Alles staat klaar voor een jongen, maar dan blijkt het een meisje te zijn… Het is voor ouders soms flink omschakelen als het geslacht anders is dan ze hadden gewenst of verwacht, met gevoelens van verdriet en teleurstelling tot gevolg.
Geslachtsteleurstelling gaat niet over haren vlechten of vechtpartijtjes, maar om een veel dieper verlangen. Het gaat over het doorgeven van je eigen vrouwelijkheid of mannelijkheid aan een kind van hetzelfde geslacht, de lijn van je moeder/grootmoeder/overgrootmoeder of vader/grootvader/overgrootvader voortzetten en een verlangen om iets van jezelf terug te zien in je kind. Ook gaat het om het ervaren hoe het is om kinderen van beide geslachten te kunnen opvoeden. En je identiteit als ouder speelt mee. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over ‘meidenvaders’ en ‘jongensmoeders’. Als je als vrouw alleen maar zoons hebt, wordt je misschien ineens omschreven als ‘jongensmoeder’, terwijl je je rol als moeder wellicht heel anders had voorgesteld.
Geschiedenis en cultuur
In onze westerse cultuur zijn het vaak moeders van jongens die teleurgesteld zijn, omdat ze gehoopt hadden op een dochter. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen die moeder worden van een jongen een grotere kans hebben op het krijgen van een postnatale depressie dan vrouwen die een meisje krijgen. Maar er is nog te weinig bekend over de invloed van het geslacht van een kind op het mentale welbevinden van de moeder om hier conclusies uit te trekken. En natuurlijk zijn er ook vrouwen die juist verdrietig zijn omdat ze een dochter krijgen terwijl ze op een zoon hadden gehoopt.
Geslachtsteleurstelling is iets van alle tijden en van alle culturen, al verschilt het waar de voorkeur naar uitgaat. In China en India heeft men bijvoorbeeld een sterke voorkeur voor jongetjes. Ook in westerse landen wilde men vroeger vaak liever een zoon dan een dochter. Dit is rond de jaren '70-'80 veranderd. Mogelijk kwam dat doordat vrouwen sinds die tijd steeds meer geëmancipeerd zijn en op eigen benen staan. In plaats van een dochter waar je maar van moest hopen dat ze bij een goede man terecht komt en die financieel afhankelijk was, is een dochter nu iemand met wie je je leven lang een hechte band hoopt te hebben, terwijl van jongens soms gezegd wordt dat ze sociaal onhandiger zijn en dat je ze nog maar weinig ziet als ze een partner hebben – denk aan het gezegde: ‘Een zoon heb je voor even, een dochter voor het leven.’ Waar het vroeger van belang was dat een zoon zelf geld in het laatje bracht en de familielijn doorzette, spelen geld en tradities nu veel minder een rol en gaat het meer om emotionele intimiteit met je kind.
In het verleden, en in sommige culturen nog steeds, werden vrouwen er soms op aangekeken als ze er niet in slaagden kinderen van het gewenste geslacht voort te brengen. Een vrouw die alleen maar dochters baarde, was toch wat inferieur, een tegenvaller. Terwijl een vrouw die (veel) zoons baarde, een vrouw was om trots op te zijn. Inmiddels weten we dat het niet de schuld is van de vrouw dat er jongens of meisjes geboren worden, net zo min als de schuld van de man. Maar toch, in verhalen en grapjes leven dit soort ideeën ook in onze huidige maatschappij voort. Gecombineerd met allerlei bakerpraatjes en pseudowetenschappelijke adviezen over hoe je zelf je kansen op een jongen of een meisje kunt vergroten (zie ook de pagina over: ‘Kans op een jongen of meisje vergroten’) en die suggereren dat je iets verkeerd hebt gedaan als je alleen maar kinderen van één geslacht krijgt, kan dat ouders een gevoel van falen, zelfs al weten ze dat het feitelijk niet terecht is.
De onvervulde gezinswens
Wanneer een paar hoopt om zwanger te raken, is er sprake van een kinderwens. Als je het paar dan een kindje heeft, is in zekere zin de kinderwens vervuld. Maar daarnaast is het heel normaal om ook een gezinswens te hebben. Iemand hoopt bijvoorbeeld op een groter gezin of op een gezin met kinderen van beide geslachten. Paren die al een kind en daarmee een vervulde kinderwens hebben, maar bij wie het niet lukt om opnieuw zwanger te raken, hebben te maken met een onvervulde gezinswens. Ook iemand met geslachtsteleurstelling heeft een onvervulde gezinswens; het gezin ziet er anders uit dan van te voren was gehoopt of gewenst. Ook al heeft een ouder(paar) in bovenstaande situaties al een kind, dan nog kan het uitblijven van een volgende zwangerschap of van de komst van een kindje van het gewenste geslacht voelen als een intens gemis.
De maatschappelijke invloed
Onze omgeving beïnvloedt ons enorm, vaak meer dan we ons realiseren. Kijk maar eens naar reclames: wanneer er een gezin in voorkomt, bestaat dat negen van de tien keer uit een vader, een moeder, een zoon en dochter. Dit wordt vaak gezien als het ideale plaatje. En tijdens de zwangerschap wordt vrouwen regelmatig gevraagd of ze het geslacht van hun baby al weten en of ze een voorkeur hebben.
Wanneer je al een kind hebt, wordt er al gauw vanuit gegaan dat je graag een baby wilt krijgen van het andere geslacht dan het kind dat je hebt. Als je al meerdere kinderen hebt van hetzelfde geslacht, wordt soms zelfs botweg gevraagd: ‘Jullie gingen zeker door voor een jongen/meisje?’ Alsof de enige reden om nog een kind te willen is dat je dan je dan je verzameling compleet kunt maken! Een vader bij wie de zoveelste dochter op komst is, kan rekening op medelijdende blikken van andere mannen.
Zo geeft onze omgeving onbewust de boodschap dat een gezin behoort te bestaan uit kinderen van beide geslachten en dat je wat minderwaardig of misschien zelfs zielig bent wanneer dit bij jou niet het geval is.
Gradaties
Geslachtsteleurstelling kan onderverdeeld worden in gradaties van ernst. Er zijn mensen die kort na de echo of na de bevalling teleurgesteld zijn en een aantal dagen nodig hebben om te wennen aan het idee en zich vervolgens bij het geslacht van hun kind kunnen neerleggen. Anderen hebben langere tijd last van verdriet en/of boosheid, maar ze herpakken zichzelf na enkele weken en kunnen hun gevoelens een plaats geven. De teleurstelling is misschien niet helemaal weg, maar ze kunnen er wel goed mee omgaan.
En er zijn ook mensen voor wie de teleurstelling zo heftig is dat ze (erge) psychische problemen ontwikkelen. Ze weten geen raad met hun gevoelens, raken depressief, overwegen een abortus en/of hopen stiekem op een miskraam. Het zwanger zijn is een last geworden in plaats van een vreugdevol uitkijken naar de geboorte van de baby. De voorbereiding op de baby valt deze mensen zwaar. Een naam kiezen, kleertjes kopen, de babykamer inrichten: er wordt geen of nauwelijks meer plezier aan beleefd. Sommige mensen ervaren hun geslachtsteleurstelling als vergelijkbaar met een sterfgeval: ze rouwen om het kindje wat ze niet en misschien wel nooit zullen krijgen, alsof ze iets heel dierbaars verloren zijn. Het loslaten van dromen en verlangens voelt als een rouwproces.